Eendenveertje

We wachten op Abe die naar de kachel komt kijken. De kachel doet het namelijk niet. “En het kan nog best fris zijn ’s avonds,” vertelt de overbuurvrouw.
De komende veertien dagen logeer ik in de Wolkerstuin. Of óp de Wolkerstuin, moet je hier geloof ik zeggen. De Wolkerstuin is het voormalige tuinhuisje van Jan Wolkers en zijn vrouw Karina, op volkstuinencomplex Amstelglorie in Amsterdam, net over de Utrechtsebrug. Het huisje en de tuin zijn een paar jaar geleden geweldig mooi opgeknapt en elk jaar komen er verschillende gastschrijvers een aantal weken wonen en werken.
Ik ben de eerste van 2020. Er zou nog iemand voor me zijn, maar dat ging door de coronacrisis niet door. Eerder vanmiddag ben ik aangekomen, mijn jongste zoon is er dit weekend ook bij. Maria, die ons rondleidt, wijst hem de eendjes aan, een imposante boom, de lichtblauwe bloemetjes in de tuin: “Weet je hoe die heten?” Hij kijkt haar vragend aan. “Vergeet-me-nietjes.” Tien minuten weet hij het natuurlijk niet meer en prikt met een grote stok in de heg van de overburen. Hij vindt een eendenveertje, die is voor z’n moeder. “O nee, mama houdt niet van veren, meer van bloemen.” Hij prikt verder in de heg.
De overbuurman staat met een roestig tuinschaartje takjes van een struik te knippen. Dat is wat je doet in een volkstuin. En bruine blaadjes tussen het groen uitplukken. En aan planten ruiken. En om je heen luisteren.
“Wij hebben vannacht voor het eerst in ons huisje geslapen,” vertelt de overbuurvrouw. “Veertien graden, dus dat ging net. Maar jij hebt dubbel glas.”
Ja, maar mijn kachel doet het dus niet. Ook niet nadat Abe geweest is. Er moet een loodgieter voor komen en dat kan maandag pas. We trekken een dikke trui aan en zetten thee. Mooi: hoe snel zomaar een huisje in no-time jouw huisje is geworden.
Zie me hier dan zitten, Veertien dagen op de Wolkerstuin